Fietsers gaan voor

In Houten werd in de jaren ‘70 besloten een infrastructuur aan te leggen met de fiets als uitgangspunt. Deze radicale visie leidde tot een stad met een netwerk van autovrije wijken, aaneengesloten parken met een optimaal veilige fietsomgeving. Op de ruime fietspaden mogen geen auto’s rijden en bij kruisingen geven auto’s voorrang aan fietsers. Je kunt er continue doorfietsen en ontmoet elkaar op de fiets. 

André Botermans, fietsambassadeur en stedenbouwkundige van de gemeente, vertelt hoe Houten een fietsstad werd. 

De auto past niet bij dorpse karakter

In de tweede landelijke Nota Ruimtelijke Ordening uit 1966 werd Houten aangewezen als groeikern:  Houten zou moeten groeien met 100.000 inwoners. Het toenmalige college van burgemeester en wethouders ging akkoord, maar stelde een aantal voorwaarden: 

  • minder nieuwe woningen dan gepland
  • geen hoogbouw
  • veel groen: zowel openbaar als privé
  • behoud van het dorpse karakter, en -last but not least-:  
  • kindvriendelijk.

In dit dorpse plaatje bleek de auto niet te passen. Daarom werd niet de auto, maar de fiets leidend voor het vormgeven van de infrastructuur. Een unieke en radicale keuze, die leidde tot een stad waarin fietsers altijd voorrang krijgen, en met wijken die onderling met de fiets uitstekend bereikbaar zijn. Wie toch de auto pakt voor een rit binnen Houten, wordt omgeleid via de rondweg en is (veel) langer onderweg. 

Fietsinfrastructuur Houten

In de ideale Houtense straat zie je geen auto’s, die worden achter de huizen geparkeerd. Voor de deur dus geen autoweg, maar een fietspad in het groen. Deze inrichting is niet overal gelukt, en ook lang niet alle bewoners stappen op de fiets, maar het fietsgebruik in Houten is hoger dan gemiddeld in Nederland. De meeste mensen die er komen wonen ontdekken, na korte of lange tijd, dat fietsen de meest praktische, leuke en prettige manier is om je te verplaatsen binnen de stad. 

Veiliger, stiller en gezelliger

Wanneer je rondfietst in Houten, valt de rust je op. Je wordt wel eens ingehaald door een lawaaierige scooter of een groep luidruchtige scholieren, maar na zo’n korte onderbreking is het weer volkomen stil. Dit, in combinatie met de parkachtige inrichting rondom de fietspaden, zorgt voor ontspanning tijdens de rit. Ook het ontbreken van stoplichten of obstakels draagt daaraan bij. Je begrijpt waarom ouderen hier langer zelfstandig blijven fietsen en kinderen dat al op jongere leeftijd doen. Het resultaat is dat jong en oud elkaar ontmoet op de fiets en mede hierdoor de sociale verbondenheid groot is.    

Visie op gezonde leefomgeving: effect op lange termijn

Houten is vooral een voorbeeld van het langetermijneffect van een visie richting een gezonde inrichting. Een halve eeuw geleden is besloten de stad te laten groeien met de fiets als basisvervoersmiddel. Dat zie je nu terug: Houten heeft een groene, gezonde leefomgeving met volgroeide bomen en een bevolking die in zo’n fietsvriendelijke omgeving is opgegroeid. Kortom, veranderingen in de ruimtelijke ordening vergt een lange adem. De Houtense fietsinfrastructuur is dan ook niet 1-op-1 toe te passen in een andere gemeente.

Wat wél kan volgens fietsambassadeur André Botermans is realistische plannen maken, consequent ‘fietsers eerst’-keuzes maken bij je ruimtelijke inrichting en daarbij de grondideeën van Houten meenemen. Dat betekent in de eerste plaats: stoppen met ruimtelijke ontwerpen waarin de automobiliteit centraal staat. Bijvoorbeeld parkeerplekken voor fietsers creëren, zorgen voor scholen die lopend of fietsend bereikbaar zijn vanuit de wijk, en voor winkels op loop- en fietsafstand. Geef je fietsen écht voorrang, dan moet je volgens Botermans radicale keuzes durven maken en ook langdurig aan deze keuzes vasthouden. Het vergt inspanning om het anders te doen dan de mainstream, maar dat levert zeker resultaten op! 

Tips van fietsambassadeur Botermans van Houten

Man met fiets wijst op de kaart
  • ‘Stop met huisje-boompje-autootje-denken’ 
  • ‘Verkort afstanden tussen wonen, werken en voorzieningen’
  • ‘Neem de menselijke maat - en vooral het spelende kind - als basis voor de ruimtelijke inrichting’